EEN INLEIDING in de GERMANISCHE HEILKUNDE®

volgens Dr. med. Ryke Geerd Hamer

Het onderscheid met psychologie

S. Freud, de grondlegger van de psychoanalyse, ontwikkelde een uitgebreid theoretisch systeem voor de oorzaak en genezing van psychische stoornissen. Uiteraard kon hij zijn theorieën, zoals de libido- en de seksualiteittheorieën, niet op het niveau van de hersenen of de organen vaststellen, laat staan weerleggen. Zo vermengden hij en zijn studenten grotendeels juiste waarnemingen (b.v. die over het onderbewustzijn) met halve waarheden en volkomen valse verklaringen. De psyche als geheel verschijnt als iets dat gescheiden is van lichaam en hersenen, waarvan de kenmerken zijn gevormd door gebeurtenissen vanaf de kindertijd, die nu kunnen worden behandeld door ingewikkelde theorieën.

De archaïsche biologische conflicten overlappen echter slechts in randgebieden (zoals de hangende conflicten) met deze lang opgebouwde psychologische conflicten. De biologische conflicten zijn van een geheel andere aard, zodat wij hier slechts over hetzelfde schijnen te spreken wanneer psychologen het over psyche of conflicten hebben. Voor de meeste psychologische benaderingen geldt dat men tot nu toe niet naar acute conflicten, noch naar zoiets als een DHS zocht. Ook werd in wetenschappelijke onderzoeken de relevantie van de wijze waarop zo'n acuut-dramatische conflict-ervaringsschok toesloeg en welke speciale gevoelens de patiënt op dat moment had, niet gezien. Aangenomen werd dat conflicten een lange voorgeschiedenis en ontwikkelingsperiode hebben, en de reden voor de conflicten en stoornissen werd gezocht in de persoonlijke biografie van de patiënt. Voor de biologische conflicten is er geen "voorgeschiedenis" in die zin, in veel gevallen misschien wel in psychologische zin, maar voor de diagnose van een waterconflict (b.v. ten gevolge van een ongeluk met een boot tijdens een onweersbui) is de persoonlijke voorgeschiedenis van de patiënt betrekkelijk oninteressant of irrelevant. De psychologische en biologische niveaus van conflicten zijn totaal verschillend, ook al kunnen zij elkaar op sommige plaatsen overlappen. Men moet altijd voor ogen houden dat biologische conflicten ook door dieren kunnen worden geleden!

In de psychologie worden veel gebeurtenissen van meet af aan uitgesloten als conflicten. Gebeurtenissen die de kwalificatie "conflict" in psychologische zin verdienen, zijn bijvoorbeeld het verlies van een familielid of het uiteenvallen van een huwelijk. Dat wij met één enkel woord ("varken") een kanker of een biologisch conflict kunnen creëren, lijkt velen onwaarschijnlijk. Het feit dat Hamer zegt dat het ervan afhangt of de conflicten ons acuut-dramatisch, onvoorbereid, onverwacht, op het verkeerde been moeten zetten, is tot nu toe slechts meewarig bejegend.

Ik heb een patiënte meegemaakt die in korte tijd vier zeer naaste familieleden verloor en geen enkel biologisch conflict had, omdat zij van tevoren had geweten dat elk van deze familieleden, vader, moeder, broer en oom, geen kans op overleven had. Maar toen de oom, die de patiënte had beloofd een mooie kist na te laten, deze kist in zijn testament aan de zuster van de patiënte naliet, werd de patiënte razend en kreeg een DHS met een biologisch conflict, omdat zij op het verkeerde been was gezet. Ze ontwikkelde een pancreas (alvleesklier) carcinoom.

In principe was niemand in staat om verbanden voor kanker te herkennen, omdat er geen onderscheid werd gemaakt tussen de conflict-actieve stressfase met zijn eigen symptomen en de conflictopgeloste vagotone fase. De psychologische "waarden" zijn ook totaal verschillend voor beide fasen! Het criterium van de celproliferatie (celvermeerdering) bij kanker, dus bijv. bij darmkanker, eierstoktumoren (cysten) of osteosarcoom, leidde ertoe dat geheel verschillende ziektefasen en verschijningsvormen werden onderzocht op een gemeenschappelijke noemer, die niet kon bestaan, wegens onbekendheid met het ontogenetisch systeem van de tumoren. Ook werd - psychologisch gezien - geen onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire ziekten of zelfs genezen, oude carcinomen die slechts bij toeval waren ontdekt. Veel van de resultaten van dergelijke studies zijn dus van nature zinloos.

Er is nog iets anders dat zeer belangrijk is: Volgens onze huidige opvatting van de Germanische Heilkunde (vroeger: NIEUWE GENEESKUNDE, Germaanse Nieuwe Geneeskunde) kan de patiënt niet eenvoudigweg op een algemene psychotherapeutische manier worden behandeld, omdat hij zijn eigen biologische probleem op een biologisch-reële manier moet oplossen. De extra "kracht" die een patiënt met een actief biologisch conflict krijgt door de sympathicotone stressinversie is speciaal door de natuur bedacht om het individu een extra energiestoot te geven die hij nodig heeft om een conflict op te lossen. Daarom zijn vrijwel alle vormen van psychologische therapie, indien zij het punt missen en dit mechanisme niet begrijpen en zelfs proberen erop in te grijpen om het te blokkeren of te stoppen, in de eerste plaats misplaatst. Dat voorzichtigheid hier geboden is, zal ik nader uitleggen:

We moeten eerst uitzoeken wanneer en hoe het DHS precies is ontstaan, in welke fase van welk conflict we ons precies bevinden, om samen met de patiënt wat ik noem een individuele, specifieke en aan het verloop aangepaste biologische therapie te kunnen volgen. Psychologen zijn niet opgewassen tegen dit soort gedetailleerd biologisch psycho- en orgaanonderzoek omdat zij geen medisch-biologische achtergrond hebben. In extreme gevallen kan deze tekortkoming van veel psychologen zelfs fataal zijn voor de patiënt: Als, in onwetende ijver, alle conflicten plotseling moeten worden opgelost zonder rekening te houden met de duur ervan. Heel snel wordt het fysieke en cerebrale niveau veronachtzaamd, waarop potentieel gevaarlijke dingen kunnen gebeuren. Als bijvoorbeeld een maandenlang territoriaal conflict door een goedbedoelende psycholoog door middel van therapie wordt opgelost, dan kunnen we na enige tijd op het hoogtepunt van de genezingsfase de epileptoïde crisis in de vorm van een hartaanval verwachten. Dit komt natuurlijk als een complete verrassing voor iedereen die bij deze zaak betrokken is en loopt niet zelden fataal af, zoals ik verscheidene malen heb meegemaakt. Hetzelfde geldt natuurlijk voor andere langdurige conflicten die door therapieën plotseling onbewust in oplossing worden gebracht en ernstige hersensymptomen kunnen veroorzaken, zoals hoofdpijn, hersendruk door het oplossingsoedeem, enz.

Er zijn veel langdurige conflicten die in geen geval mogen worden opgelost omdat de patiënt de genezingsfase niet zou overleven. In de conflictactiviteit gelaten, daarentegen, kan hij een betrekkelijk normaal leven leiden, afgezien van het feit dat hij meestal spichtig (gespannen) is en voortdurend het gevaar loopt op een schizofrene constellatie (in het geval van de cerebrale conflicten).

Weliswaar had men de Germanische Heilkunde (vroeger: NIEUWE GENEESKUNDE, Germaanse Nieuwe Geneeskunde) van vele kanten kunnen ontdekken, b.v. van de embryologische kant omtrent de eigenaardigheid van kiembladen van de afzonderlijke orgaangroepen, of men had de Germanische Heilkunde kunnen ontdekken vanuit de histologie, wanneer het iemand ooit opgevallen was dat er een systeem in zat bij het vergelijken van de bij elkaar horende orgaangroepen. Het had ook ontdekt kunnen worden door gedragsonderzoek of door de lokalisatie van de relais in de hersenen die verantwoordelijk zijn voor de orgaangroepen, zoals we al wisten van de Homunculus.

Door het overlijden van mijn zoon Dirk en mijn eigen ziek-zijn met kanker, ben ik nu toevallig begonnen met de acute gevolgen van conflicten, misschien wel de meest voor de hand liggende weg voor een praktisch clinicus met lichaam en ziel, wat ik altijd geweest ben. De confrontatie, meer met de psychologen, minder met de psychoterapeuten, was dus onvermijdelijk.

Ik herinner me nog de radioloog in onze kliniek in Oberaudorf die een paar semesters psychologie had gestudeerd. Toen ik indertijd een lezing hield voor mijn collega's en hen probeerde duidelijk te maken dat dergelijke acute dramatische conflictschokken volgens mijn waarnemingen de kanker hadden uitgelokt, jammerde hij: "Dat is allemaal non-stop onzin, dat bestaat helemaal niet in de psychologie". Gelukkig had ik een aantal jaren neurologische en psychiatrische klinische ervaring achter de rug, dus dit liet me volkomen koud. 

Het is niet de werkelijkheid die zich moet conformeren aan de psychologische theorieën, maar omgekeerd: voor zover de geneeskunde aanspraak maakt op een serieuze biologisch-wetenschappelijke benadering, vormt het experiment de basis van alle verdere beschouwingen. In dit opzicht lijdt onze psychologie aan zuiver theoretische constructies, die helaas het nadeel hebben dat zij niet met de werkelijkheid overeenstemmen. In het algemeen lijdt de psychologie onder het feit dat zij niet alleen medische kennis ontbeert, maar ook de medische praktijk, die in de nieuwe wet op de psychotherapeuten moet worden vastgelegd. (N.B. editie 1994). Parallel hieraan ziet de medische beroepsgroep zichzelf meer en meer als orgaandokters, zoals de nieuwe wet op de psychotherapeuten zal bezegelen. Ze willen de psyche overlaten aan de psychologen. Maar zoals we tot nu toe hebben gezien, kan het individu niet in afzonderlijke delen worden opgesplitst.

 

***

 

E. Evans, 1926 en LeShan probeerden de kankerpatiënt te behandelen door middel van het onderzoeken van de persoonlijke ontwikkeling. Bij deze pogingen om "de afwijkende ontwikkeling van de patiënt te begrijpen" (Mars, Fritz Zorn 1977), ontstaan natuurlijk avontuurlijke speculaties van de kant van de therapeuten, omdat zij een patiënt met een zogenaamd "kwaadaardig lymfegezwel" wilden behandelen, die zij echter met hun therapie alleen maar weer ziek hebben gemaakt, terwijl het zogenaamde kwaadaardige lymfegezwel in feite een zeer goedaardige zwelling van de lymfeklieren in de genezingsfase is. Zoals u ziet, werken artsen en psychoanalytici of psychologen langs elkaar heen, waarbij de psycholoog de diagnose van de arts altijd voor waar aanneemt en aan de patiënt verkoopt.

Er werd verondersteld (Engel 1954, Grinker 1966, Bahnson 1966, 1969, 1979, Baltrusch 1975, Schmale 1977, Fox 1978) dat de ziekte kanker kon worden begrepen vanuit de premorbide psychosociale invloeden en de persoonlijkheid van de kankerpatiënt. Engel (1961) onderzocht de invloed van verlies en rouw op kanker en definieerde verlies als het verlies van een waardevol object, d.w.z. een naaste referentiepersoon, een gewaardeerd bezit, de baan, het huis, het vaderland, een ideaal of een lichaamsdeel enz.

Dergelijke onderzoeken zijn typisch psychologisch en hebben zeer weinig te maken met biologische conflicten. In het biologische rijk kan men alleen een conflict van verlies lijden over een mens of soortgenoot. Maar ook hier hangt het er natuurlijk van af of het verlies van een familielid als een verliesconflict in de seconde van de DHS wordt opgevat. Het kan ook worden gevoeld als een territoriaal conflict (erfenis van een boerderij) of helemaal niet worden gevoeld als een biologisch conflict als de dood kan worden verwacht. Of als het verlies gebeurt in een dispuut, dan kan een vrouw borstkanker ontwikkelen in plaats van eierstokkanker. Als het verlies wordt gevoeld als een scheidingsconflict, dan vinden we, zoals in een biologisch conflict met DHS, een gevoelsverlamming of (afhankelijk van kind of moeder of partner) in de linker- of rechterborst een ductaal ulcus-Ca (zweer-Ca), waarbij men in het begin in de ca-fase niets merkt. De zijde hangt af van of het een linkshandige of rechtshandige patiënt is. Als het verlies een huis betreft, of een eigen huis, kan het biologische conflict een territoriaal conflict zijn, maar het kan ook een vluchtelingenconflict zijn met nierverzamelbuizen-ca in de ca-fase. Als de patiënt ook zijn vermogen met zijn huis verliest, dan kan hij een biologisch hongersnoodconflict krijgen, altijd alleen met DHS, natuurlijk. 

Zie je, we zijn werelden van elkaar verwijderd! Zelfs voor het dier, waarvoor de vijf biologische wetten op analoge wijze moeten worden toegepast, is het "verlies van een brok" iets geheel anders dan het verlies van een naaste soortgenoot.

De psychologische onderzoeken of rouw een ziekte is (Engel 1977) en of het kan leiden tot "hulpeloosheid en hopeloosheid" bij gebrek aan rouwverwerking zijn eveneens psychologische vragen van zuiver theoretische, speculatieve aard die niets te maken hebben met de biologische werkelijkheid. Normaal verdriet bij het overlijden van een naast familielid zonder DHS is natuurlijk geen ziekte, maar een heel normaal proces. Maar als er een DHS was met een territoriaal conflict in de hormonale impasse, dan heeft de patiënt een territoriaal conflict met een echte depressie. Een jonge linkshandige patiënt kan aan hetzelfde symptoom lijden in een DHS met seksuele conflictinhoud. Hulpeloosheid en hopeloosheid zijn al grotendeels ideologische termen die biologisch niet relevant zijn, hoewel ze natuurlijk in verschillende mate in depressies kunnen worden geïnterpreteerd. Ik wil zeggen: 

Al deze psychologische studies en hun schijnbare of werkelijke resultaten zijn niet relevant in biologische zin.

Een ander voorbeeld kan in dit verband interessant zijn: Green (1954, 1956, 1958, 1966) onderzocht 132 patiënten met leukemie en lymfeklierzwellingen. Hij meende ontdekt te hebben dat deze ziekten zich voordeden op het moment dat de patiënt te maken had met een veelheid van verliezen en scheidingen en daardoor gevangen zat in angst, woede en hopeloosheid. Welnu, volgens de Germanische Heilkunde is leukemie aantoonbaar de pcl-fase van een biologisch eigenwaarde-conflict, evenals lymfeklierkanker, of op het organische niveau van botosteolyse en lymfekliernecrose die eraan voorafgingen. In de pcl-fase heeft de patiënt vaak hevige periosteale pijn, die de psycholoog als "woede" kan interpreteren, voelt zich verder lusteloos en moe, wat de psycholoog als hopeloosheid kan interpreteren, maar voelt zich verder heel goed, heeft een goede eetlust, slaapt veel, zolang hij maar niet in paniek is, wat de psycholoog dan als "ongerustheid" interpreteert. De psycholoog, als medische leek, is natuurlijk niet in staat onderscheid te maken tussen vagotonie en hopeloosheid. Men moet hem echter nageven dat de bestudeerde patiënten natuurlijk allemaal in de mallemolen van de chemotherapie zaten en dan komen daar nog alle momenten van paniek bij, evenals de symptomen van vergiftiging door de cytostatica.

Volgens een van de bekendste epidemiologische studies heeft Japan het laagste borstkankercijfer van de grote geïndustrialiseerde landen. Wanneer Japanse vrouwen echter naar de VS emigreren, krijgen zij viermaal zoveel borstkanker, maar veel minder maagkanker. In het verleden werd beweerd dat dit te wijten was aan raciale redenen of dieet. Niemand gelooft dat nog. Zelfs bij het niet-specifieke stressonderzoek in verband met kanker worden oorzaak en gevolg meestal door elkaar gehaald, omdat alle kankerpatiënten in de ca-fase stress (permanente stress) hebben.

 

***

 

Tenslotte wil ik nog kort de verschillen uiteenzetten tussen de Germanische Heilkunde (vroeger: NIEUWE GENEESKUNDE, Germaanse Nieuwe Geneeskunde) en een psychologische benadering om kanker te begrijpen, aan de hand van het voorbeeld van L. LeShan, Stuttgart 1993.

De auteur is een psychotherapeut. Op basis van tests en interviews met ongeveer 500 kankerpatiënten komt hij tot de conclusie dat alle kankerpatiënten bepaalde persoonlijkheidsfactoren hebben die de ontwikkeling van de ziekte bevorderen. Volgens het begrip van de Germanische Heilkunde betekent dit dat hier zeker vertekeningen zullen optreden, omdat de ondervraagde patiënten hoogstwaarschijnlijk een groot aantal vervolgconflicten hebben doorgemaakt. LeShan's doel is om een bepaalde "kanker persoonlijkheid" onder kankerpatiënten te identificeren, waarin hij zeker te ver gaat, aangezien de persoonlijkheid van de meeste kankerpatiënten de neiging heeft om overeenkomsten te vertonen die alleen bestonden in de loop van de therapie en de prognose en niet in de aanloop naar de ziekte.

"De persoon die met kanker is getroffen, heeft een psychologische gerichtheid (geaardheid) die het ziek worden waarschijnlijker maakt en het hem ook moeilijker maakt om voor zijn eigen leven te vechten wanneer hij eenmaal een kwaadaardige tumor heeft ontwikkeld." (S.13)

Uit de vermelde patiënten die na een therapie bij hem overleefden, blijkt dat het bijna altijd ging om patiënten met lymfeklierkanker, Hodgkin- en hersentumoren, d.w.z. volgens de Germanische Heilkunde patiënten in de pcl-fase.

Ook de volgende conclusie lijkt typisch psychologisch: op de nogal macabere vraag "Wat wilt u zelf eigenlijk met uw leven doen?”, staarden vele kankerpatiënten hem verbaasd en onbegrijpend aan. Hieruit concludeerde LeShan dat de patiënten niet in staat waren om hun eigen behoeften, wensen en gevoelens agressief te vertegenwoordigen. Men moet aannemen dat dit eerder secundaire verschijnselen zijn - ikzelf heb nooit zulke hopeloosheid, gebrek aan geloof in zichzelf enz. kunnen ontdekken in het leven van de patiënt vóór zijn ziekte. Ik denk dat het een fatale benadering is om te spreken van een kanker persoonlijkheid. De soms gelijksoortige verschijningsvorm wordt natuurlijk veroorzaakt door de sympathicotonie of vagotonie, die ook sterk ingrijpt in de psychische verschijning van de patiënt.

LeShan heeft zeker het bewustzijn gesensibiliseerd voor het bestaan van psychologische oorzaken van kanker. Hij drong echter niet door tot de kern van de zaak, want hij zag niet eens de verscheidenheid van totaal verschillende conflicten en zocht de oorzaak alleen in de zeer ruim omschreven geschiedenis en persoonlijke ontwikkeling van de patiënt. Onnodig te zeggen dat hij niet geïnteresseerd was in organische en cerebrale processen.

Copyright by Dr. med. Ryke Geerd Hamer

Vertaling: Nederlandse werkgroep