Een compilatie van verschillende
ZINVOLLE BIOLOGISCHE SPECIALE PROGRAMMA'S
volgens de bevindingen van de Germanische Heilkunde® van Dr. med. Ryke Geerd Hamer
Longkanker en „Longkanker“ - zijn niet hetzelfde
De 3e biologische natuurwet van de Germanische Heilkunde, het "ontogenetische systeem van tumoren en kankerequivalenten", deelt alle zogenaamde ziekten in naar hun kiemblad: het binnenste, het middelste en het buitenste kiemblad, die al bij het begin van de ontwikkeling van het embryo gevormd worden. Elke cel of orgaan van het lichaam kan niet alleen bij een van deze zogenaamde kiembladen worden ingedeeld, maar vanwege ontwikkelingsredenen (evolutionaire redenen) horen bepaalde hersendelen en histologische formaties ook bij elk van deze kiembladen. Verder gedragen de door de grote hersenen aangestuurde organen en de door de oude hersenen aangestuurde organen zich precies omgekeerd evenredig ten opzichte van elkaar wat celvermeerdering en celfusie (celafname) betreft, tijdens de conflict-actieve en de conflict-opgeloste fase.
De cellen of organen die zich uit het binnenste kiemblad ontwikkelen hebben hun relais in de hersenstam en zorgen in het geval van kanker, voor celvermeerdering met compacte tumoren van het adeno-cel type.
De cellen of organen die zich uit het buitenste kiemblad ontwikkeld hebben ondergaan celfusie (afname van cellen door het samensmelten er van) in de vorm van zweren of ulcera of een functionele verandering op organisch niveau, b.v. diabetes of verlamming.
In het middelste kiemblad maken we onderscheid tussen een oudere en een jongere groep: De cellen of organen die tot de oudere groep van het middelste kiemblad behoren, hebben hun relais in de kleine hersenen, d.w.z. ze behoren nog tot de oude hersenen en zorgen daarom ook voor compacte tumoren in de conflict-actieve fase bij kanker en wel van het adenoïde celtype.
De cellen of organen die tot de jongere groep van het middelste kiemblad behoren, hebben hun relais in het hersenmerg van de grote hersenen en zorgen in het geval van kanker voor necrosen of weefselgaten resp. celfusies in de conflict-actieve fase.
Hieraan kunnen we zien dat kanker geen onzinnige gebeurtenis is van toevallig op hol geslagen cellen, maar een heel goed te begrijpen en al voorspelbaar proces dat zich precies aan ontogenetische omstandigheden houdt.
Het intrabronchiale plaveiselepitheelproces, voorheen ook bronchiaal carcinoom genoemd, behoort tot het buitenste kiemblad en wordt aangestuurd door de grote hersenen. Het zogenaamde bronchiale "carcinoom" is dus een zweerproces, d.w.z. in de conflict-actieve fase vormt zich geen tumor maar een zweer in het bronchiale slijmvlies.
In de genezingsfase wordt de bronchus door zwelling van het slijmvlies verplaatst. Dit veroorzaakt atelectase, d.w.z. een meestal slechts tijdelijk verminderde ventilatie, die samen met de kriebel of jeuk (AH-schema = buitenste huid schema) de sterke hoest veroorzaakt. De tragiek is: In verreweg de meeste gevallen wordt het zogenaamde bronchiaal carcinoom pas in deze fase ontdekt. Als deze patiënten hun weg naar de Germanische Heilkunde zouden vinden vóór een negatieve diagnose en prognose door de schoolgeneeskunde, zou 95% van deze patiënten, die al in de genezingsfase zijn, kunnen overleven.
Vanaf de kleine hersenen wordt ook rechts- en linkshandigheid belangrijk om te bepalen aan welke kant van de hersenen de patiënt werkt. Daarom wordt voor alle relais van de kleine hersenen en de gehele grote hersenen de correlatie gekruist van hersenen naar orgaan. Niettemin verschillen de kleine hersenen en de grote hersenen weer van elkaar, waarbij de kleine hersen zijden steeds conflict thematisch verbonden zijn.
Het conflict is altijd een territoriaal angst conflict. Het conflict tweeërlei soortig zijn: motorisch en zintuiglijk. De zintuiglijke territoriale angst, die de longontsteking in de genezingsfase laat zien, noemen we in de epileptoïde crisis de lyse. Het motorische biologische conflict van de bronchiale musculatuur noemen we, als het een schizofrene constellatie is, astma. Rechts cerebraal epileptische aanval! Ook hier zijn er twee soorten van. Maar daar willen we hier niet nader op ingaan (zie astma).
Territoriale angst kan echter alleen voorkomen bij mannen of bij mannelijke, postmenopauzale vrouwen. Een bronchiale zweer, aan de andere kant, kan ook door linkshandige jonge vrouwen opgelopen worden, in het geval van een schrikangst conflict - tezamen met een depressie. Uitzonderingen zijn ook hier de schizofrene constellaties, hormonale veranderingen (b.v. anticonceptiepil).
Ingevolge de 4e biologische natuurwet van de Germanische Heilkunde, het ontogenetisch-bepaalde systeem van microben, breken de door het oude brein aangestuurde organen hun gezwellen weer af met behulp van speciale microben, terwijl ook in de genezingsfase de gaten en zweren van de door de grote hersenen aangestuurde organen weer opgevuld worden met behulp van virussen (als ze bestaan!) en bacteriën onder zwellingen.
Alveolaire adeno-ca, ook wel niet-kleincellige longkanker genoemd, behoort tot het binnenste kiemblad, wordt geleid door de hersenstam, en heeft altijd als conflict de angst voor de dood. Dus groeit het in de conflict-actieve fase en wordt het in de genezingsfase afgebroken door de mycobacteriën, de tuberculosebacteriën (als die er zijn), wordt het verkaasd en opgehoest, en blijven er cavernen achter.
Tot nu toe hadden we de microben alleen opgevat als de veroorzakers van de zogenaamde infectieziekten en deze opvatting leek voor de hand te liggen omdat we deze microben altijd bij de zogenaamde infectieziekten aantroffen. Maar dit was niet waar. Want deze vermeende besmettelijke ziekten werden altijd voorafgegaan door een conflict-actieve fase. En pas bij de oplossing van het conflict mogen deze microben actief worden. Ze worden aangestuurd en geactiveerd door onze hersenen. En ze helpen ons in de zin dat ze de gevolgen opruimen van de overbodig geworden kanker, d.w.z. de tumor die niet meer nodig is nadat hij zijn taak vervuld heeft, of waarin de bacteriën en virussen (als ze bestaan!) helpen om de gaten, necrosen, weefselverstoringen van de grote hersenen groep weer op te bouwen. Zij zijn dus onze trouwe helpers, onze gastarbeiders.
Het idee van het immuunsysteem als het leger dat de boze microben bestrijdt was gewoonweg verkeerd.
Ontbreken echter de tuberkelbacillen in deze genezingsfase, dan blijven deze longknobbeltjes. Er zijn veel patiënten die een kleiner of groter longknobbeltje hebben als resttoestand, waarin de doodsangst tot uitdrukking komt, b.v. voor een verongelukt familielid (ook een dier). Zulke solitaire longknobbels worden vaak pas na jaren bij toeval ontdekt tijdens een routine onderzoek. Maar de patiënten zijn helemaal niet meer ziek. Het ontbrak hen slechts de tuberculose in de genezingsfase, anders zou er een caverne zijn en zou niemand van een tumor spreken.
Zo werden later steeds meer longknobbels gediagnosticeerd als longkanker, die voorheen pas in de genezingsfase als longtuberculose waren gediagnosticeerd. Het gevolg was dat de tuberculose afnam en de longkanker toenam. Vreemd dat dit nog niemand is opgevallen.
Wanneer tegenwoordig een patiënt in de zogenaamde schoolgeneeskunde de diagnose "kanker" krijgt, ervaren de meeste patiënten dit als een verwoestende schok, die onmiddellijk verdere paniekconflicten kan uitlokken en zo nieuwe kankers, die dan door de schoolgeneeskunde als zogenaamde metastasen worden beschouwd.
Maar wat de dokters als metastasen hadden beschouwd, waren nieuwe kankers, ontstaan uit nieuwe conflictschokken, d.w.z. in de eerste plaats uit iatrogene, d.w.z. door de geneeskunde veroorzaakte diagnose- en prognose-schokken.
Het sprookje van de metastasen was een sprookje van onbewezen en onbewijsbare hypothesen. Geen enkele onderzoeker is er ooit in geslaagd een kankercel te vinden in het arteriële bloed van een zogenaamde kankerpatiënt. Want daar moeten ze te vinden zijn als ze naar de periferie willen zwemmen, d.w.z. de buitenste gebieden van het lichaam. Ook dat de kankercellen onderweg, op hun nooit waargenomen weg door het bloed, zelfs veranderd zouden zijn, en dat b.v. een dikke darm kankercel, die in de darm voor een bloemkoolachtige, compacte tumor zorgde, plotseling naar de botten gemigreerd zou zijn, waar hij in een botatrofie kan veranderen, zijn klinkklare waanzin en van middeleeuwse dogmatisme.
Het ontogenetische systeem heeft definitief weerlegd dat een cel die vroeger door de oude hersenen aangestuurd werd en bijvoorbeeld voor compacte tumoren zorgde, plotseling het bijbehorende hersenrelais verlaat, zich aan de grote hersenen koppelt en plotseling celvermindering (-versmelting) veroorzaakt.
Het is niet ongewoon dat patiënten de diagnose "borstkanker" of "longkanker" opvatten als een aanval (conflict) tegen de borstholte en zo een bijkomende kanker van het borstvlies ontwikkelen, een zogenaamd pleuracarcinoom. Dit carcinoom behoort tot het middelste kiemblad, het kleine hersenen mesoderm, en zorgt daarom voor celvermeerdering, van het adenoïde celtype, in de conflict-actieve fase. Het organisme probeert nu - dit is het biologische doel - zich tegen de aanval te beschermen door inwendig op het borstvlies een versterking te bouwen, een turfachtig mesothelioom.
Dit pleurale mesothelioom wordt meestal pas opgemerkt als het conflict opgelost is. Dit komt omdat alle door de kleine hersenen aangestuurde tumoren tijdens de genezingsfase vocht vormen. In het borstvlies noemen we dit pleurale effusie, in het peritoneum = ascites en in het pericard = pericardiale of pericardiale effusie. (Maar alleen in het geval van een syndroom, anders noemen we het pleuritis, peritonitis, pericarditis).
In de schoolgeneeskunde komt de patiënt nu echter van de regen in de drup. De diagnose "pleuracarcinoom" (schoolgeneeskunde nu: "metastase") brengt meestal een nieuwe schok teweeg, b.v. een kankerangst- of frontaalsangstconflict. In de conflict-actieve fase vormen zich dan zweren in de oude stilgelegde kiewbooggangen, die bekleed zijn met plaveiselepitheel. Ook deze worden meestal pas opgemerkt in de genezingsfase, als het slijmvlies rond de zweren in de kieuwbooggangen opzwelt. Hierdoor vormen zich cysten, die binnenin slijmerig vocht bevatten.
In de schoolgeneeskunde worden deze cysten ook wel centrocystisch-centroblastisch non-Hodgkin's "lymfoom" genoemd. Na verschillende recidieven: Induratie van het zogenaamde non-Hodgkin lymfoom. Deze kunnen zelfs het middenrif in het mediastinum bereiken.
Maar ook hier wordt de diagnose pas gesteld in de genezingsfase bij patiënten met klachten of na de genezingsfase zonder klachten, d.w.z. het conflict moet al eerder opgelost zijn. Tragisch genoeg worden ze nu gediagnosticeerd als "kleincellig bronchiaal carcinoom".
Het is zeker niet moeilijk voor te stellen waarom de meeste patiënten binnen enkele weken of maanden na de paniek en de daarop volgende conflicten sterven. Men kan aannemen dat ongeveer 80 % van de tweede en derde kankers veroorzaakt worden door de schoolgeneeskundige diagnose en de huidige pseudo-therapie.
"Longkanker komt door roken"
In een grootschalig experiment over verscheidene jaren werden duizenden gouden hamsters levenslang met sigarettenrook berookt, terwijl controledieren niet berookt werden. Men ontdekte dat geen enkel dier aan plaveiselcel bronchiale zweer gebeuren had geleden, en dat geen enkel dier longkanker had gekregen. Men zag gewoon over het hoofd dat goudhamsters helemaal niet bang zijn voor rook omdat ze onder de grond leven. Daarom hebben ze geen code in hun hersenen, geen waarschuwingslampje tegen rook.
Bij huismuizen daarentegen is het precies andersom. Bij het geringste vleugje rook raken ze in totale doodspaniek en slaan op de vlucht. In de Middeleeuwen wist je, als je een zwerm muizen uit een huis zag rennen, dat er ergens brand was. Bij sommige van deze muizen kun je dus door ze te beroken werkelijk een longkanker laten ontstaan, dat veroorzaakt wordt door een doodsangst conflict.
Deze voorbeelden mogen volstaan om duidelijk te maken dat bijna alle dierproeven die tegenwoordig worden uitgevoerd niets anders zijn dan zinloze wreedheid jegens dieren, omdat bij al deze experimenten de ziel van het dier als niet-bestaand wordt beschouwd. Ik neem daarom de vrijheid te voorspellen dat dierproeven op een dag beschouwd zullen worden als een schande voor onze hele tijd en als een getuigenis van onze onuitsprekelijke onwetendheid.
Kortom, er is helemaal geen bewijs dat kankerverwekkende stoffen direct op het orgaan inwerken, voorbij de hersenen.
De schoolgeneeskunde had veel juiste feiten verzameld. De meeste van deze feiten worden door de Germanische Heilkunde niet betwist, maar de evaluatie, het in verband brengen van deze feiten wel!
Copyright by Dr. med. Ryke Geerd Hamer
Vertaling: Nederlandse werkgroep