EEN INLEIDING in de GERMANISCHE HEILKUNDE®

volgens Dr. med. Ryke Geerd Hamer

Metastasen
zijn nieuwe kankers, die ontstaan uit nieuwe conflictschokken 

Oorspronkelijk werd kanker opgevat als een echte tumor met een sterke celvermeerdering. Aangenomen werd dat de cellen van de tumor zouden kunnen wegdrijven en in andere delen van het lichaam dochtertumoren zouden kunnen vormen, die in werkelijkheid echter niet bestaan.

De schoolgeneeskunde stelde het zich zo voor: Het kankergezwel moest uitgaan van een verwilderde cel, door het slagaderlijke bloed naar andere organen zwemmen en daar een nieuw kankergezwel doen ontstaan, de zogenaamde "metastasen". Dit onfortuinlijke dogma bracht andere onfortuinlijke dogma's voort. Want vervolgens kwam de zeer verderfelijke opvatting, die ook onmiddellijk tot dogma werd verheven, dat deze ene veronderstelde verwilderde cel zou blijven groeien en dus onvermijdelijk tot de dood zou moeten leiden.

Als kankercellen echter naar ver weg gelegen organen zouden kunnen zwemmen, zouden zij daar noodzakelijkerwijs via het arteriële bloed moeten komen, omdat immers alleen het bloedvatenstelsel en de lymfatische kanalen naar het centrum, d.w.z. naar het hart, leiden.

Indien de diagnose "metastasen" wordt gesteld, wordt dus de onbewezen, zelfs valse hypothese aangenomen dat elk tweede carcinoom dat wordt gevonden een "dochtergezwel" van het primaire carcinoom is. Het feit dat er een tweede of zelfs derde carcinoom bestaat, wordt niet betwist, althans niet in beginsel, maar de evaluatie van dit onbetwistbare feit en de verbanden daartussen wel.

Onder tweede carcinoom verstaat men in de Germanische Heilkunde dat iemand bijvoorbeeld bij de diagnose (iatrogeen) in paniek is geraakt en daardoor een DHS met een nieuw biologisch conflict heeft geleden.

Als u een CT-scan maakt van de longen van honderd teckels met borstklierontsteking en ook van honderd menselijke vrouwen met borstklierontsteking, zult u in geen van beide contingenten longknobbels vinden op de dag van de diagnose. Twee maanden later echter, afhankelijk van de informatie of de brutaliteit van de diagnose, worden adenocarcinomen van de longen aangetroffen bij een groot aantal menselijke vrouwen. Bij de teven daarentegen was er geen enkel geval, omdat zij de diagnose gelukkig niet konden begrijpen en dus niet in paniek raakten, d.w.z. geen tweede carcinoom kregen.

Het is een bekend feit dat dieren zeer zelden een tweede kanker krijgen. Pas in het eindstadium van ernstige lichamelijke invaliditeit kan een dier ook een ineenstorting van zijn eigenwaarde krijgen ("metastase"), bijvoorbeeld wanneer het door zwakte niet meer kan lopen of terugvechten. Het zou iedere arts op een bepaald moment duidelijk moeten zijn geworden dat het uiterst zeldzaam is om een tweede kanker bij dieren te vinden.

Voor de patiënten wordt deze schok van diagnose en prognose echter nog verergerd door de kwelling van de therapie en, natuurlijk, de eindeloze sociale angsten (verlies van baan, pensioen, geldzorgen, enz.). Overal voelt de patiënt zich als een kandidaat voor de dood, die niet meer serieus wordt genomen omdat hij spoedig zal sterven. Veel mensen willen hen zelfs geen hand meer geven, omdat ze stiekem bang zijn dat het besmettelijk kan zijn.

Wanneer zo'n enorme conflictschok ons treft, een DHS, die ons tegelijkertijd in psychische isolement bereikt, dan vormt zich in die seconde een Hamerse Haard (HH) in de hersenen. Voor elk bijzonder type van een dergelijke conflictshock, die wij ook een biologische conflictshock kunnen noemen, is een zeer speciaal gebied van onze hersenen verantwoordelijk en tegelijkertijd ook een zeer speciaal orgaangebied.

De Hamerse Haard ontstaat in het gebied, de regio of plek in de hersenen waar het DHS ‘ingeslagen’ is. Daar komt bij dat deze lokatie niet berust op toeval, maar is het computer-relais waarmee het individu in de seconde van het DHS zich associeert met de conflictinhoud, vanuit deze HH wordt wederom in dezelfde seconde van het DHS het met de Hamerse Haard correlerende orgaan door kanker getroffen.

Als de HH intra- en perifocaal oedeem heeft, is het een zogenaamd "ruimtevragend proces" geworden, d.w.z. het creëert ruimte voor zichzelf door te proberen het omringende gebied opzij te duwen of door het omringende hersenweefsel in te perken. In de grote hersenen bijvoorbeeld kunnen de twee cerebrale ventrikels een deel van deze ruimtebehoefte vervullen. Ze wijken iets, zodat het hersenvocht eruit wordt geperst en er ruimte vrijkomt voor de expansieve Hamerse Haard.

Deze ruimtevragende, oedemateuze HH kan op een CT-scan zeer gemakkelijk in de hersenen worden waargenomen, vooral in de grote hersenen, omdat zij de symmetrie doorbreekt. Afgezien daarvan kan de dichtheid goed worden gemeten, omdat het oedeem een lagere dichtheid heeft dan het hersenweefsel. Tenslotte kunnen de altijd metabolisch verhoogde Hamerse Haarden gemakkelijk worden opgespoord met contrastvloeistof.

Alle studenten leren in hun eerste semester geneeskunde dat hersencellen zich na de geboorte niet meer kunnen delen, d.w.z. dat zij zich niet meer kunnen vermenigvuldigen. Alleen het zogenaamde bindweefsel van de hersenen, de zogenaamde gliale substantie, kan zich "vermenigvuldigen", net zoals bindweefsel zich in de rest van het organisme kan vermenigvuldigen om littekens te vormen, voor voeding te zorgen en het weefsel te ondersteunen. Daarom zeggen wij: bindweefsel in het lichaam en glia weefsel in de hersenen hebben alleen een voedende, ondersteunende en littekenfunctie. We zien dus nooit een enkele hersencel in mitose, we zien dus nooit een woekering van hersencellen, en toch spreken alle conventionele artsen van hersentumoren, zelfs van "hersenmetastasen".

De overgrote meerderheid van de kankerpatiënten sterft tegenwoordig aan paniekangst! De oorzaak van deze volstrekt overbodige en ronduit misdadige bangmakerij zijn de (on)artsen zelf! Iatrogene, d.w.z. medisch veroorzaakte paniekzaaierij door pessimistische prognoses e.d. leiden bijna altijd tot een nieuwe conflictshock (DHS) en ook onvermijdelijk tot een nieuwe kanker, die dan in de schoolgeneeskunde "metastasen" worden genoemd.

Voorbeeld: Een rechtshandige moeder lijdt aan een DHS wanneer haar kind ziek wordt.

Na drie maanden in het ziekenhuis, is het kind weer gezond. De moeder blijkt een borstklier-Ca (knobbel) van 1,5 cm in haar linkerborst te hebben. Zij krijgt te horen dat de hele borst nu moet worden geamputeerd, omdat anders het gevaar bestaat dat de kwaadaardige kankercellen zich in de omgeving zullen "verspreiden" of zelfs door het bloed zullen zwemmen en dan zogenaamde "verre uitzaaiingen" zullen veroorzaken. Om dit te voorkomen moest zo snel mogelijk met chemotherapie worden begonnen, zodat alle kwaadaardige kankercellen zouden worden gedood.

Gezien de schokkende diagnose, de aangekondigde ingrepen, de gevolgen daarvan en de prognose, lijdt de jonge moeder nu bijvoorbeeld aan de volgende DHS:

  • Misvormingsconflict, betekent melanoom in het gebied van het chirurgisch litteken van de linker vroegere borst.
  • Eigenwaarde conflict, betekent rib osteolyse in het gebied van de linker vroegere borst, (ik ben daar niet goed meer, ik ben hier niets waard).
  • Aanvalsconflict tegen het te opereren linker borstgebied, betekent pleura mesothelioom van het linker borstvlies.
  • Angst voor de dood conflict, betekent niet-kleincellig longcarcinoom of alveolaire kanker (adeno-Ca).

Sommige van deze bij de conflicten behorende orgaanveranderingen worden spoedig opgemerkt: het melanoom en de longknobbels en, aangezien het kind weer gezond is, ook de "verre metastase" in het rechter laterale cerebellum, d.w.z.: de Hamerse Haard in de pcl-fase. Ribosteolyse en pleurale effusie (pleuravochtuitstorting) worden gewoonlijk pas opgemerkt in de genezingsfase, wanneer een conflict is opgelost.

Aangezien sommige van de verdachte "metastasen" in de buurt van de vroegere borst verschijnen, dacht men vroeger dat de kankercellen daar op de een of andere manier doorheen gemigreerd moeten zijn (hypothese), door het (arteriële) bloed moeten zijn gezwommen en in de hersenen terecht moeten zijn gekomen. Ze werden toen "verre metastasen" genoemd. Hoewel niemand ooit één enkele kankercel in het arteriële bloed heeft kunnen vinden, is deze hypothese gewoonweg dogmatisch geworden.

Het lijkt vreemd dat deze "kwaadaardige kankercellen" altijd het soort kanker en de histologische structuur ontwikkelen die daar precies thuishoren. In de overgrote meerderheid van de gevallen moeten zij dus onderweg een metamorfose hebben ondergaan - dit werd verondersteld met een verdere hypothese. Om dit te kunnen doen (hypothese) moeten zij (de cellen) echt hersenen hebben om precies te weten wat voor histologische structuur zij daar moeten bouwen.

Maar er is een probleem met de necrosen en de ulcera: hoe kunnen zij "kwaadaardige kankercellen" uitzenden als deze helemaal niet te vinden zijn in het celverlies. Men zocht dan altijd naar een "primaire tumor" van het oude hersenentype, die als een zogenaamd “primaire haard" zou kunnen fungeren. Bovendien heeft niemand opgemerkt dat necrosen of ulcera van sommige organen (b.v. maagzweer) aanvankelijk "goedaardig" waren, maar vervolgens - als door een ommekeer - "kwaadaardig" werden als gevolg van celvermeerdering (genezingsfase). Of, volgens deze hypothese, kan een "goedaardige" botosteolyse bijvoorbeeld een zeer "kwaadaardig" osteosarcoom worden.

Daartoe zou echter een carcinoomcel van het binnenste kiemblad, d.w.z. een adenocarcinoomcel, op zijn - nooit waargenomen - korte reis naar bijvoorbeeld de botten precies moeten hebben geweten waar hij terecht zou komen, en in die korte tijd zou hij ook een metamorfose hebben ondergaan, zodat hij nu plotseling een afstammeling van het middelste kiemblad wordt en een osteosarcoom kan vormen en omgekeerd. Zo komt men dogmatisch tot de meest avontuurlijke kankercelmetamorfoses.

Als een long-"metastase" hetzelfde histologische type vertoont, d.w.z. adenocarcinoom, als vermeende primaire tumoren, b.v. dikke darmcarcinoom, dan is er onmiddellijk sprake van een "echte metastase", hoewel dit eigenlijk de andere 90% van de "metastasediagnoses" absurd zou moeten maken. Maar de histologen vinden het goed zoals het komt, soms lijkt het gewoon bijzonder goed te passen. In werkelijkheid is dit alles natuurlijk avontuurlijke nonsens en kan het alleen worden verklaard door dogmatische onbeweeglijkheid.

Het komt ook overeen met de ijzeren regel van kanker dat de bindweefselcellen van het middelste kiemblad een sterk vermenigvuldigingspotentieel hebben, dat nodig is voor genezing, zodat zij zelfs in kweekomstandigheden kunnen blijven bestaan, vergelijkbaar met een auto die bij hoge snelheid in neutraal wordt gezet en dan nog honderden meters rijdt, hoewel er geen motor is die de wielen aandrijft, alleen door het momentum van de massa.

Sinds wij de Germanische Heilkunde hebben leren kennen, komen de "kankers" in een geheel nieuw licht te staan door hun toewijzing aan de drie kiembladen, want niet langer alles wat celvermeerdering oplevert, wordt als een tumor beschouwd. Dit opent ook geheel nieuwe perspectieven voor de prognose.

In het geval van de zogenaamde bronchiale "Ca" bijvoorbeeld, die in feite bestaat uit ulcera in het bronchiale slijmvlies, maar die wij plachten te beschouwen als een "bronchiaal carcinoom" (tumor), is echter in werkelijkheid een atelectase, een passieve in de meeste gevallen, en die reeds de genezingsfase van deze zweren vertegenwoordigde. Door de zwelling van het slijmvlies in de genezingsfase, wordt de bronchus verplaatst, wat uiteindelijk ook de sterke hoest veroorzaakt.

Het hele spook wordt ons echter pas helemaal duidelijk als we begrijpen dat dezelfde histologische structuur steeds op dezelfde plaats in het lichaam wordt aangetroffen. Dus wat zich kan vermenigvuldigen is onschadelijke glia, bindweefsel van de hersenen, dat precies dezelfde functie heeft als het bindweefsel van ons lichaam. Deze heldere, glia-gecondenseerde HH, tot verdriet van talloze patiënten ten onrechte verklaard als hersentumoren en eruitgesneden, waardoor de patiënt voor altijd verminkt werd (de meesten stierven), zijn reparaties van het organisme aan de Hamerse Haard, dus een reden tot vreugde in plaats van angst of zelfs hersenverminking.

Tegen deze medisch en sociaal onmenselijke achtergrond staat echter de arme patiënt van vandaag.

De consequentie is dus: zolang alle diagnostisch actieve collega's nog weigeren de patiënt te helpen in de zin van de Germanische Heilkunde, moet de patiënt zelf leren het systeem te begrijpen.

Als hem dan wordt verteld wat hij heeft en waarom hij het heeft gekregen, dan is noch de diagnose noch de prognose verschrikkelijk of zelfs maar slecht, en krijgt de patiënt geen latere conflicten, de zogenaamde "metastasen". Want als hij met behulp van de Germanische Heilkunde kan begrijpen wat en waarom iets in zijn lichaam gebeurt, hoeft hij niet langer in paniek te raken tegenover deze angstaanjagende hoeveelheid hypothesen over onbegrijpelijke, zinloze of onstuitbare processen en zal hij dus in de meeste gevallen deze bijzondere programma's van de natuur overleven.

Aangezien er in de natuur, in de biologie, niets inherent goed of kwaad is, maar de natuur altijd iets zinvols, doelgerichts, dus iets dat gericht is op het oplossen van een probleem, zelfs in dingen of processen die voor ons mensen onbegrijpelijk of zelfs kwaadaardig lijken, is het werkelijke probleem in de huidige geneeskunde niet de natuur die iets vergeten is, een fout heeft gemaakt, ontspoord, gedegenereerd, op hol geslagen of iets dergelijks, maar de mens zelf in zijn gebrek aan inzicht.

Maar of wij nu handelen volgens onze hersencode of er uit onwetendheid of opzet niet naar handelen, de code in de hersenen is er! Deze code bepaalt onze conflicten en ook onze zogenaamde ziekten, waarvan de meest zichtbare kanker is, waarvan iedereen tot nu toe stellig heeft volgehouden dat het geen zin heeft, dat het verwilderde cellen zijn die niets goeds in de zin hebben en dat het lichaam niet in staat is deze verwilderde cellen te bestrijden. Niets van dit alles was waar!

De Germanische Heilkunde is een zuiver empirisch gevonden, door en door logisch systeem zonder enige hypothese, dat met een bijna astronomische waarschijnlijkheid bewezen kan worden - en dat sinds 11 september 1998 officieel bevestigd is door de Universiteit van Trnava.

In de Germanische Heilkunde bestaan de termen goedaardig en kwaadaardig dus helemaal niet meer, en er zijn ook geen zogenaamde "metastasen" meer - maar alleen nog tweede en derde kankers.

Er zijn ook geen "hersentumoren" meer, maar alleen nog Hamerse Haarden in een schietschijfconfiguratie of met hersenoedeem of gliale bindweefselophoping - nadat het conflict is opgelost.

Voorts zijn er geen "besmettelijke ziekten" meer, maar alleen genezingsfasen na een conflict-actieve fase, met overeenkomstige lokalisatie in de hersenen en overeenkomstige orgaanmanifestatie van een bijbehorende kanker of kankerequivalent - waarbij de obligate microben betrokken zijn.

Er is nu een DHS waarmee we het begin van zo'n Biologisch Speciaal Programma markeren, er is een CL (Conflictolyse) die het begin van de genezingsfase markeert en een epileptische of epileptoïde crisis op het hoogtepunt van de genezingsfase. Dit zijn allemaal verifieerbare en grotendeels voorspelbare feiten - behalve de DHS, natuurlijk, die ons onverwacht "op het verkeerde been" zet.

Copyright by Dr. med. Ryke Geerd Hamer 

Vertaling: Nederlandse werkgroep