Een compilatie van verschillende
ZINVOLLE BIOLOGISCHE SPECIALE PROGRAMMA'S
volgens de bevindingen van de Germanische Heilkunde® van Dr. med. Ryke Geerd Hamer
Veranderingen in het mondgebied - celvermeerdering of celverlies
In onze heersende schoolgeneeskunde wordt "kanker" over het algemeen beschouwd als een "fout van de natuur", als een afbraak van het zogenaamde "immuunsysteem" als iets "kwaadaardigs" dat het organisme probeert te vernietigen en daarom bestreden en uitgeroeid moet worden met alle beschikbare middelen van een medisch-militaire strategie.
In de Germanische Heilkunde zijn zogenaamde kankers slechts bijzondere fasen: soms van een conflict-actieve carcinogene fase (ca-fase), soms van een conflictopgeloste genezingsfase (pcl-fase). Ze zijn niet langer kwaadaardig, maar kunnen met behulp van de geschiedenis van de menselijke ontwikkeling begrepen worden als zinvolle Speciale Biologische Programma's (SBS) van de natuur. Omdat we de IJzeren Regel van Kanker (ERK) kennen, weten we het patroon volgens hetwelk kanker zich ontwikkelt, vordert en ook gestopt kan worden.
In de Germanische Heilkunde wordt alles gerangschikt volgens deze ontwikkelingscriteria en de vijf biologische natuurwetten die van "Moeder Natuur" zijn afgekeken. Het is de eerste systematische classificatie in de hele geneeskunde, want het is de ontwikkelingsgerichte classificatie volgens de kiembladen:
- het binnenste (entoderm),
- het middelste (mesoderm), en
- het buitenste kiemblad (ectoderm),
die gevormd worden in het prille begin van de ontwikkeling van het embryo.
Elke cel of orgaan van het lichaam kan niet alleen bij een van deze zogenaamde kiembladen worden ingedeeld, maar vanwege ontwikkelingsredenen behoren ook bepaalde delen van de hersenen en ook histologische formaties tot elk van deze kiembladen.
De spil van het IJZEREN REGEL VAN KANKER is echter het DHS (Dirk Hamer Syndroom), de conflictschok. Want in de seconde van het DHS wordt niet alleen besloten waar de patiënt deze conflictschok mee associeert, maar wordt ook gesteld dat elke kanker ontstaat in een heel specifieke psychologische constellatie, en dat deze constellatie tegelijkertijd een specifieke cerebrale constellatie induceert, een Hamerse Haard (HH), een zogenaamde schietschijfconfiguratie in de hersenen, die op zijn beurt correspondeert met een overeenkomstig orgaan. In het geval van een DHS reageren de met deze HH corresponderende orgaangebieden met een overeenkomstige kiemblad reactie.
Dit betekent dat de cellen die tot het binnenste kiemblad (hersenstam) behoren celvermeerdering veroorzaken, in de conflict-actieve fase, maar dat de cellen die tot het buitenste kiemblad (hersenschors) behoren celverlies veroorzaken in de conflict-actieve fase. Het middelste kiemblad splitst zich in het kleine hersenen mesoderm, dat ook mitotische groei veroorzaakt in de conflict-actieve fase, en het hersenmerg mesoderm, dat necrose veroorzaakt in de conflict-actieve fase.
Als we kijken naar de ziekten of speciale programma's die door de hersenstam worden aangestuurd, zien we dat ze daar ook een geordende lokalisatie hebben, want ze beginnen rechts dorsaal met de ziekten van de rechterkant van de mond en eindigen met het sigmoïd- en blaascarcinoom links dorsaal en de linkerkant van de mond, en ze hebben, als tumoren, allemaal dezelfde histologie = adenocarcinomen. Dit betekent dat er een heel duidelijke orde is tussen de rangschikking van de hersenrelais en de organen van het maag-darmkanaal, inclusief de aanhangsels.
Het ontogenetisch geconditioneerde systeem van de microben (4e biologische natuurwet) wijst nu ook de microben toe aan deze drie kiembladen, waarbij de oudste microben, de schimmels en schimmelbacteriën (mycobacteriën), verantwoordelijk zijn voor het endoderm, en onder voorwaarde ook voor het kleine hersenen mesoderm, dat geldt dan alleen voor de door het oude brein aangestuurde organen.
Alle relais van de hersenstam bevatten conflicten waarin het erom gaat een brok te pakken te krijgen, het te kunnen doorslikken, te verteren, uit te scheiden, enz. Ook al kunnen de "biologische conflicten" alleen via de ontwikkelingsgeschiedenis opgevat worden, als archaïsche conflicten, die het dier meestal nog in werkelijkheid voelt, voelen wij mensen ze in principe nog steeds op dezelfde manier, alleen ervaren we deze biologische conflicten nu op een quasi-gecultiveerde, je zou bijna kunnen zeggen paranoïde manier. Bijvoorbeeld, we nemen nu een bundel aandelen waar als een brok en lijden aan een biologisch conflict als we die verliezen.
In een natuurlijke context zou dit bundeltje papier natuurlijk volkomen waardeloos zijn.
Alle namen van de "biologische conflicten" zijn echter zo gekozen dat ze zowel voor het zoogdier (in reële zin) als voor ons mensen in een mogelijk figuurlijke zin zouden kunnen gelden.
In het geval van een submucosale orale slijmvlieskanker is de inhoud van het conflict altijd "het een brok niet vast kunnen pakken". Dit komt vaak voor bij ernstig zieke patiënten als ze voedsel niet meer goed kunnen opnemen, bv. door pijn.
Hier, in de ca-fase, vinden we een adeno-ca die over een groot gebied groeit en slechts een kleine hoogte bereikt onder het squameuze slijmvlies van de mond, dat praktisch onzichtbaar is. Kijkend naar de ontwikkelingsgeschiedenis hoort dit bij het oude mondslijmvlies, dat nu grotendeels bedekt is.
In de genezingsfase zien we dan een zogenaamde orale spruw of spruwschimmel van de mond.
Hetzelfde geldt voor de sublinguale klier-Ca (acinair deel).
In de ca-fase groeit een compacte glandulasublingualis-Ca van de speekselvormende "acini" met celvermeerdering.
In de pcl-fase vindt vies ruikende caseatie en afbraak van de tumor door schimmels (mycosen) of schimmelbacteriën (mycobacteriën, b.v. TBC) plaats.
In het geval van totale caseïdie van de kliercellen (na verscheidene recidieven waaronder oplossingen), ontstaat cystische fibrose, d.w.z. een opdrogen van het sub-glandulaire speekselvocht (speeksel).
In het geval van gehemelte-Ca is de conflictinhoud "de brok vastgegrepen hebben maar niet kunnen doorslikken".
Voorbeeld: Een patiënt denkt dat hij de loterij gewonnen heeft, maar zijn lot is door het loket verkeerd geregistreerd. Na de DHS ontwikkelt het organisme zeer gespecialiseerde spijsverteringssap-producerende adeno-ca-cellen die de te grote brok afbreken zodat hij kan worden doorgeslikt; want de brok wel of niet kunnen doorslikken betekent in de natuur leven of dood.
In de pcl-fase worden dan de speciale cellen die niet meer nodig zijn gecementeerd en opgeruimd met schimmels of TBC.
Keelamandelen-Ca (cervicale tonsil-Ca) omvat:
- linkerkant = "niet in staat zijn iets uit te spugen".
- rechterkant = een conflict "niet in staat zijn een brok door te slikken".
Voorbeeld: De flat is al bevestigd, maar op het laatste moment valt het huurcontract weg, d.w.z. iemand anders heeft het de brok weg gekaapt (flat, huis, baan, enz.).
In de ca-fase: keelamandel hyperplasie = keelamandel hypertrofie = vergrote, vaak "gekartelde" amandelen.
In de pcl-fase: vormt zich etterende tonsillitis, d.w.z. een amandelontsteking of een abces.
Ook hier helpen de speciale microben bij de afbraak = tonsil mycose of door schimmelbacteriën (tonsil TBC).
We hebben microben altijd beschouwd als iets "kwaadaardigs" dat we moesten uitroeien. Dat was pure onzin! We hebben dringend microben nodig, en wel het hele scala dat op onze breedtegraad veel voorkomt. Ontbreken ons bijvoorbeeld mycobacteriën (TBC) “vanwege hygiënische redenen", dan kunnen we onze tumoren in de genezingsfase niet meer afbreken.
Dit heeft desastreuze gevolgen voor een hele reeks tumoren:
Een dikke darm-Ca, bijvoorbeeld, kan aanzienlijke complicaties veroorzaken en moet dan operatief verwijderd worden.
In het geval van een schildklier-Ca betekent dit dat grote hoeveelheden thyroxine aangemaakt blijven worden. Als daarentegen de overeenkomstige mycobacteriën aanwezig waren geweest (tijdens de genezingsfase), zou het thyroxine gehalte weer tot normaal gedaald zijn.
Er zijn echter ook organen die functioneel samengesteld zijn uit verschillende delen van verschillende kiembladen. Ons onderzoek naar de geschiedenis van de ontwikkeling, de embryologie, had ons op dit punt in de steek gelaten: We vinden niets of bijna niets over de "squameuze epitheliale migraties" in de “brein-moderne tijd". En dit was nu juist het zwakke punt waarom we de aard van tumoren nooit konden begrijpen. We hadden de hersenen niet begrepen en wisten ontwikkelingsgeschiedkundig niets over de "migraties van het plaveiselepitheel" van het cerebrale ectoderm.
Volgens de 3e biologische natuurwet, het ontogenetisch bepaalde systeem van tumoren, weten we dat alle cellen of organen die zich uit het buitenste kiemblad ontwikkeld hebben hun relais in de hersenschors hebben, en in de conflict-actieve fase celfusie ondergaan in de vorm van zweren, ulceratie of anders een verlies van functie op organisch niveau (b.v. diabetes).
Als we nu de aard van de zweer beschouwen, dan is dit in wezen een gebrek aan een substantie of een bepaalde stof. We vinden dit proces in alle plaveiselzweren, ook in orale slijmvlieszweren.
De inhoud van het conflict is altijd een oraal conflict.
Voorbeeld: Een automobilist moet (met zijn mond) op het tuitje blazen en verliest zijn rijbewijs vanwege de alcohol. Of - een vader schiet tijdens een ruzie niespoeder in het gezicht van zijn zoon, waarbij hij hem ook in de mond raakt.
In de conflict-actieve fase worden de functioneel onbruikbare cellen afgestoten, omdat ze door hun functionele inferioriteit niet tegen de mechanische belasting kunnen. Dit verklaart het "minder stof/substantie“, het substantie- of stofgebrek. Hoe langer het conflict duurt, hoe groter en dieper de zweer wordt.
In de genezingsfase is er ernstige plaatselijke zwelling van het mondslijmvlies. Binnen ongeveer 3 tot 6 weken blijft er van de zweer, die in deze fase kan bloeden, praktisch alleen een klein litteken over.
Hetzelfde proces vinden we bij tong-Ca.
De bijzondere conflictinhoud is hier sprakeloosheid.
Voorbeeld: Een patiënt was sprakeloos toen zijn baas tegen hem zei: "Heb je je tong verloren dat je geen woord kunt zeggen?".
Bij een zweer in het sublinguale kanaal hebben we altijd een conflict van "niet mogen, kunnen of willen eten(speekselen)".
In de ca-fase vormen zich zweren in de uitscheidingsbuizen gandula-sublingualis, die alleen een licht pijnlijk trekken (spasme) veroorzaken en meestal niet opgemerkt worden.
In de pcl-fase zwelt het intraductale slijmvlies op en sluit het. Dit leidt tot een verstopping van het gebied. Dit is echter geen tumor, maar alleen een zweer die aan het genezen is.
Bij alle plaveiselzweren die hun relaiscentrum in het sensorische corticale veld hebben, vinden we een vervelling van de zweren, vooral als de epitheelmatrix nog intact is, d.w.z. dat het een oppervlakkige zweer is geweest. Omdat de buitenste laag van het plaveiselepitheel altijd naar buiten gericht is, d.w.z. naar de buitenwereld, duwt het organisme het weefsel gewoon naar buiten en produceert nieuwe plaveiselcellen van onderen, zoals het gewoonlijk doet.
Stel je voor hoeveel miljoenen van zulke plaveiselepitheelcellen uit het mondslijmvlies van een hond worden uitgestoten als die vakkundig aan een bot werkt. In deze gevallen verdwijnt de zweer dan helemaal, ofwel met restitutio ad integrum, als de matrix nog niet aangetast was, ofwel met littekengenezing.
Terwijl de door de oude hersenen aangestuurde tumoren in de genezingsfase door de mycobacteriën bewerkt worden, zijn het in het geval van de door de hersenschors aangestuurde "tumoren" (zweren, ulceratie enz.) uitsluitend virussen (als ze bestaan) die hier deze speciale taak op zich nemen.
De virussen zijn geen zelfstandige levende wezens, zoals de bacteriën, maar slechts lichaamseigen eiwitmoleculen van het lichaam, die zich vermenigvuldigen - en pas in de genezingsfase na conflictoplossing (CL) - en helpen de zweren van de huid en slijmvliezen weer op te bouwen. Dachten we vroeger dat we ook virussen moesten uitroeien, dan ziet het er nu heel anders uit: In plaats daarvan moeten we ervoor zorgen dat de overeenkomstige speciale microben steeds aanwezig zijn voor een overeenkomstige genezingsfase, om het genezingsproces te optimaliseren.
Omdat we het verschil niet kenden tussen oude-hersenen-aangestuurde orgaanveranderingen en cerebrum-aangestuurde orgaanveranderingen in het verleden, konden we helemaal geen overeenkomsten vinden. Als we al dachten dat we er een paar gevonden hadden, hadden ze het mis, zoals we bijvoorbeeld kunnen zien aan de zogenaamde tumormarkers, die achteraf gezien op zichzelf volkomen onzinnig waren en meestal het tegendeel betekenden van wat we er eigenlijk aan toeschreven.
Copyright by Dr. med. Ryke Geerd Hamer
Vertaling: Nederlandse werkgroep